Laten we het hebben over iets dat de autowereld op zijn kop zet, iets dat klinkt als een plot van een slechte actiefilm: importtarieven. En niet zomaar tarieven, nee, we hebben het over de Grote Amerikaanse Muur van Handel, opgetrokken door niemand minder dan de man met de gouden haarbos en een voorliefde voor grote woorden, Donald Trump. Vanaf 2 april 2025 zijn ze van kracht: 25% extra belasting op auto’s die de VS binnenrollen vanuit Canada en Mexico, en een dreigende 20% op alles wat uit Europa komt. De vraag is: wie wint hier nou echt? Of is dit gewoon een geval van iedereen die met lege handen achterblijft terwijl de banden nog roken?
Laten we beginnen met de logica – of wat daarvoor doorgaat. Trump zwaait met zijn tarieven als een cowboy met een lasso, schreeuwend dat hij de Amerikaanse industrie gaat redden. "America First!" klinkt het, terwijl hij met een triomfantelijke grijns auto’s uit het buitenland duurder maakt dan een steakdiner in een vijfsterrenhotel. Het idee? Als een Toyota uit Japan of een BMW uit Beieren ineens een fortuin kost, kopen de Amerikanen wel een Ford of een Chevy. Simpel, toch? Nou, niet echt. Want de autowereld is geen simpele optelsom van patriottisme en staal. Het is een ingewikkelde dans van toeleveringsketens, fabrieken die over grenzen heen springen en consumenten die niet altijd doen wat je wilt.
Neem bijvoorbeeld de Grote Drie uit Detroit: Ford, General Motors en Stellantis. Die zitten tot hun nek in fabrieken in Mexico en Canada. Auto’s en onderdelen zoeven over de grens alsof het een dagelijkse pendelrit is. Nu moeten ze ineens dokken voor hun eigen spullen. Ford’s aandelen doken omlaag als een baksteen in een meer, GM volgde, en zelfs Tesla – ja, de lieveling van Elon Musk – voelde een rimpeling. Musk mag dan wel Trumps maatje zijn, maar zelfs zijn elektrische paradepaardjes ontsnappen niet aan de chaos van duurdere onderdelen. En dan hebben we het nog niet eens over de Europese jongens. Volkswagen, BMW, Mercedes – ze kijken naar deze tarieven zoals een koe naar een naderende trein. Hun luxebolides worden straks zo duur dat je net zo goed een privéjet kunt kopen.
Maar wacht even, het wordt nog mooier. Terwijl Trump pronkt met zijn "bevrijdingsdag voor de Amerikaanse auto-industrie", krabben experts zich achter de oren. Want wat gebeurt er als je auto’s duurder maakt? Juist, de gemiddelde Amerikaan betaalt meer. Schattingen vliegen rond dat een nieuwe Kia Carnival zomaar 10.000 dollar extra kan kosten. Dat is geen wisselgeld dat je even uit je broekzak vist. En laten we eerlijk zijn: de yankees zijn dol op hun pick-ups en SUV’s, maar als die ineens een hypotheek waard zijn, gaan ze misschien toch maar op de fiets. Of erger nog, ze kopen helemaal niets, en dan zit de hele industrie met de gebakken peren.
Ondertussen staat Europa klaar om terug te meppen. Ursula von der Leyen, de grote baas van de EU, noemde het "ten zeerste te betreuren" – wat in diplomatieke taal betekent: "We zijn woest en je zult ervan horen." Er wordt al gefluisterd over tegenmaatregelen: extra taksen op Amerikaanse whiskey, Harley-Davidsons, of wat ze maar kunnen bedenken om Trump te laten zweten. China kijkt ook niet vrolijk. "Niemand wint een handelsoorlog," bromden ze, terwijl ze hun eigen plannen smeden. Dit is geen potje poker meer; het is een wereldwijd spelletje Risk waarbij iedereen met granaten gooit.
En dan de autofabrikanten zelf. Die zitten in een spagaat waar een turner jaloers op zou zijn. BMW bouwt in China Mini’s voor Europa, maar als die tarieven komen, wat dan? Verhuizen ze de boel terug naar Oxford? Toyota en Volkswagen hebben fabrieken in de VS, dus die kunnen misschien wat klappen opvangen, maar Jaguar Land Rover? Die sturen meer auto’s naar Amerika dan naar hun eigen achtertuin. Voor hen is dit een nachtmerrie met vier wielen. En Tesla? Die lacht misschien in zijn vuistje, want zij bouwen al in de VS, maar zelfs zij voelen de hitte van duurdere toeleveringen.
Dus, wie wint er? Trump denkt dat hij de held is, poserend voor een glanzende Amerikaanse pick-up terwijl hij banen belooft. Maar de realiteit is een rommeltje. De VS-industrie krijgt een klap door hogere kosten, de consument betaalt de rekening, en de rest van de wereld slaat terug. Dit is geen overwinning; het is een botsing waarbij iedereen met een deuk eindigt. Misschien is het enige wat echt wint de chaos zelf – en de krantenkoppen die blijven komen. Want laten we eerlijk zijn: of het nu een geniale zet is of een complete ramp, saai wordt het nooit met deze man aan het stuur.